Als hardloper ben je filosoof, voortdurend vraag je jezelf af waar je mee bezig bent. Waarom wil ik steeds harder en steeds verder? Tot nu toe heb ik geen zinnig antwoord kunnen bedenken. Twee jaar geleden maakte ik mijn eerste pasjes om als fietser de conditie in de winter bij te houden. Ik sportte omdat het me een fijn gevoel gaf, de endorfines maakte me blij. Al snel ontdekte ik dat bij het hardlopen veel meer gelukshormonen vrijkomen dan bij het fietsen. Het duurde niet lang of raakte ik mijn racefiets niet meer aan.
Toen begon het. Het alleen lopen begon te vervelen en ik meldde me aan bij loopgroep Arnhemia. Daar waren mensen die veel harder liepen dan ik. Het intrigeerde me. Ik begreep dat ik nog betrekkelijk onervaren was en al wat ouder, maar toch. Ik wilde beter worden. Langere afstanden en sneller lopen. Oh ja en ook wedstrijden.
En nu sta ik dan in startvak groen van de Zevenheuvelenloop, half ingelopen een beetje te verkleumen van de kou. Als de eerste druppels mijn brillenglazen vertroebelen borrelt de filosofische vraag weer op: waarom wil ik dit? Ook nu kan ik geen goed argument vinden.
Inmiddels ben ik meer ervaren, vooral wat betreft tegenslagen. Ik kamp nog met de naweeën van een kuitblessure. Hierdoor sta ik niet in topvorm aan de start. Mijn gewenste eindtijd van onder de 75 minuten heb ik laten varen, ik ben al lang blij dat ik kan lopen.
Langzaam laat ik me meedrijven in de mensenmassa naar de start. De afstand vrees ik niet, noch de heuvels, maar het is de mierenhoop van mensen die me benauwd. Waarom wil ik dit?
Vlak voor de start staan hekken opgesteld die een trechter vormen. Dit zorgt ervoor dat iedereen de ruimte krijgt bij de start. Ingenieus gevonden. Mijn eerste passen voelen bevrijdend aan. De wind langs m’n haren geven me een gelukzalig gevoel. Voor me zie ik mensen, naast me zie ik mensen. Sommige lopers rennen voorbij, sommige lopers ren ik voorbij. Ik ben gestart met mensen die ongeveer net zo snel zijn als ik, waarom dan toch die tempoverschillen al? Bij kilometer drie begint de weg op te lopen. Het tempo gaat omlaag en ik voel dat het te langzaam gaat. Maar ik ben ingesloten door een pak lopers. Ik zoek naarstig naar een gaatje, maar zie er geen. Moet ik mijn ellebogen in de strijd gooien? Nee, de wielrenner in mij heb ik aan de kant geschoven en ik ben nu een vriendelijke loopster. In plaats daarvan denk ik: lekker kan ik even bijkomen. Mijn hartslag daalt en mijn brein slaat weer aan. Waarom loop ik hier? Bij kilometer vijf wordt het nog gekker. De Nijmeegsebaan is overgegaan in de smallere Derdebaan. Door de vernauwing zitten we allemaal opgepakt. Nu kan ik me niet bedwingen en zigzaggend schiet ik het parcours over om toch tempo te houden. In mijn achterhoofd blijft de vraag hangen waarom er zoveel mensen langzamer lopen. Zo goed ben ik nu ook weer niet. Er zijn meer lopers die dezelfde kapriolen uithalen als ik.
Eenmaal de Zevenheuvelenweg opgedraaid ontvouwt zich een prachtig beeld voor m’n ogen. Een brede weg vol met hardlopers glooit door het betoverende landschap. Ik geniet, hier doe ik het voor. Zwevend neem ik de eerste afdaling, zo vrij als een vogel. De mensenmassa voor me is uitgedund en nu kan ik m’n eigen tempo lopen. Een euforisch gevoel overmeesterd me. Ik dans de Meerwijkselaan op om daar bij de verzorgingspost een Oohoo aan te pakken. Het van zeewiergemaakte zakje scheur ik met m’n tanden los en laat het vocht vrijelijk mijn keelgat instromen. Het wordt steeds rustiger om me heen, mijn tempo wordt vanwege het aflopende karakter van de weg steeds hoger. Ik loop in trance en geen filosofische vraag dringt zich meer aan me op. Geen kou, geen miezerige regen voel ik meer, alleen nog de wens om zo eeuwig door te gaan. Maar zoals altijd komt er ook aan deze mooie ervaring een eind. In de verte doemt de zwarte finishboog op en ik pers er nog alles uit. Voldaan laat ik me uitbollen en zie allemaal blije gezichten om me heen. Hardlopen is een heerlijke sport. Een blik op mijn horloge geeft aan dat ik 1 uur 15 minuten en 11 seconden heb gelopen. Verdorie toch nog bijna onder de 75 minuten, had ik toch maar m’n ellebogen gebruikt. Onmiddellijk verdring ik deze gedachte en een gevoel van trots komt boven, ondanks tegenslagen een prachtige tijd gelopen!
Thuisgekomen wil ik meer te weten over deze loop en de organisatie ervan. Hoe laat je 16000 mensen geordend over een ronde van vijftien kilometer lopen? Van een vriend heb ik een link doorgestuurd gekregen: www.math.ru.nl/~landsman/7HL.pdf . Een uitgebreid onderzoek naar de knelpunten bij de organisatie van de Zevenheuvelenloop. Hier lees ik het volgende:
Het eerste probleem betreft de opgegeven starttijden. Elke loper moet van tevoren een geschatte starttijd opgeven. Veel lopers geven vervolgens een te optimistische tijd op, om in een snellere startgroep te mogen beginnen – het is namelijk voordeliger om veel ingehaald te worden dan om veel mensen in te moeten halen. Verder schrijven zich veel groepen in. De lopers in een groep geven dan allemaal dezelfde starttijd op, ook al verschillen ze veel. Ook hebben lopers een voorkeur voor ronde getallen; 75 minuten wordt veel vaker opgegeven dan 74 minuten of 76 minuten.
Nu begrijp ik waarom ik zoveel mensen inhaalde. Even verderop staat te lezen dat de organisatie dit fenomeen omarmt. Zo krijg je een betere verdeling van de mensenmassa over het parcours. Wanneer iedereen keurig de juiste tijd zou opgeven krijg je gaten tussen startvakken en dat is ongewenst.
Ik browse nog even naar de website van de Zevenheuvelenloop in de hoop dat daar al een foto van mij opstaat. Mijn wens wordt vervuld, maar mijn verwachting van een glorieus beeld wordt de grond ingeboord. Ik schrik me rot. Daar zie ik iemand die zwaar afziet. Het lijden kan niet treffender in beeld gebracht worden.
Waarom doe ik dit toch?
Kaat